, [], Whether Christ delivered any of the lost from hell?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [44][Doch] Ik zal hen van het [45]geweld der hel verlossen, Ik zal ze vrijmaken van den dood: o dood! [46]waar zijn [47]uw pestilentien? hel! waar is uw [48]verderf? [49]Berouw zal van Mijn ogen verborgen zijn, 44. Hier voegt de Heere wederom tussen in een schone Evangelische genadebelofte, tot troost zijner uitverkorenen en boetvaardigen. Vergelijk boven hfdst.12 vs.10,11 met de aantekening. Alsof de Heere zeide: Des volks ontrouw en langwijlige onboetvaardigheid zal evenwel mijne trouw en de waarheid mijner verbondsbeloften niet beletten, noch breken. Zie Rom.3:3, en Rom.11:1, enz. 45. Hebreeuws, van de hand der hel; dat is, van het graf. Zie Job 5:20; Ps.49:16. De zin is: Ik zal mijn uitverkoren Israel door den Messias Jezus Christus, verlossen van al hun geestelijke vijanden en uit den dood, die het geweld over hen had door de zonde, doen opstaan tot de heerlijkheid van het eeuwige leven. Zie 1 Kor.15:54,55. 46. Nergens [wil God zeggen]; zij zijn nergens te vinden, als zijnde ten enenmale vernield. Met deze aanspraak bespot God den dood en het graf, als triomferende over hunne nederlaag [vergelijk Jes.25:8]. Het Hebreeuwse woord is hier tweemaal [gelijk ook boven vs.10] overgezet, waar? uit 1 Kor.15:55, alwaar de apostel deze plaats alzo aantrekt en verklaart, gelijk de Griekse overzetters [en de Chaldeeuwse ook, vs.10] hadden gedaan, en sommigen der Hebreen zelf voor goed kennen. Anderen ook wel aldus: Dood, Ik zal uwe pestilentie zijn, graf, Ik zal uw verderf zijn. 47. Dat is, waar is al uw vergif, of uw sterke pestilentie, waarmede gij over mijn volk heerstet? Het veelvoudig getal dient tot vergroting of verzwaring, gelijk elders. 48. Of, vernieling, verdelging, afsnijding, afhouwing. Een dergelijk Hebreeuws woord is Deut.32:24; Ps.91:6; Jes.28:2. 49. Dat is, het zal mij van dit genadebesluit nimmermeer berouwen, Ik zal het zekerlijk volbrengen; wat voor Gods ogen verborgen is, dat is er niet, zo zal er dan geen berouw bij God in dezen zijn.